Vijf succesfactoren in het werken met een kwaliteitsinstrument
Een lesmethode is nooit garantie voor succes. Datzelfde geldt voor een kwaliteitsinstrument. Niet de papieren maar de manieren maken het verschil. Daarom start ik implementatietrajecten graag vanuit het Why. Want werken vanuit de bedoeling zorgt ervoor dat je niet blijft hangen in de papieren. In het instrumentele. Dan word je toch als die leerkracht die de methode uitvoert in plaats van gebruikt.
Maar wat houdt bij een kwaliteitsinstrument werken vanuit de bedoeling in? En wat vraagt een betekenisvolle inzet van een kwaliteitsinstrument? In deze blog noem ik vijf succesfactoren die mijns inziens bepalend zijn voor een betekenisvolle inzet van een kwaliteitsinstrument.
Begin met het eind voor ogen
Stel elkaar de vraag: ‘Wanneer zien we het werken met een kwaliteitsinstrument als succesvol?’ Pas de ‘5xWhy’ toe om hierin hoger te reiken. Vraag dus door. ‘Kwaliteit in beeld brengen,’ zegt iemand. ‘Welke kwaliteit bedoel je?’ ‘En wat is in beeld brengen voor jullie?’ ‘En wil jij op jouw school dat als directeur vooral of is dit ook een wens van je team?’
In de praktijk zie ik dat we dit gesprek te makkelijk overslaan. Het ontbreekt je dan aan duidelijke succescriteria om met elkaar te reflecteren op de kwaliteit van het werken met het kwaliteitsinstrument. Het middel wordt dan vaak doel op zich. En ik heb nog nooit gemerkt dat iemand dáár energie van kreeg. Wil je dit voorkomen, bevraag elkaar dan ook op hoe het werken met een kwaliteitsinstrument bij kan dragen aan onze eigen professionele ontwikkeling. Wanneer word je hier als bestuurder, directeur, interne begeleider of leerkracht wijzer van? En ineens gaat werken met een kwaliteitsinstrument over ‘onze manieren’.
Werken met een kwaliteitsinstrument krijgt in de praktijk meer betekenis voor onderwijsprofessionals wanneer een school(organisatie) werkt vanuit een rijk opbrengstenperspectief. Een smallere benadering van het begrip opbrengsten gaat vaak gepaard met een meer beheersmatige werkwijze. Dat geeft schoolleiders maar zeker ook teamleden veel minder energie.
Definieer met elkaar wat je als opbrengsten ziet
“Wij werken opbrengstgericht.” … Als ik dan doorlees, valt me op dat het begrip opbrengsten steevast is verengd tot leerresultaten bij rekenen en taal.
Dit is een buitengewoon armoedige invulling van het begrip opbrengsten, iets waar ook Gert Biesta al herhaaldelijk de vinger bij heeft gelegd. Ik merk dat scholen die uitgaan van deze smalle invulling van het begrip opbrengsten geneigd zijn om het werken met kwaliteitsinstrumenten vooral beheersmatig in te vullen. In mijn optiek kan dit mooier en rijker. Is het een opbrengst wanneer de zwakste lezer eind groep 3 nog tot op het bot gemotiveerd is om te lezen? Is het een opbrengst wanneer leerlingen zicht tegen eind groep 8 concrete vaardigheden hebben eigen gemaakt om goed samen te werken? Om zichzelf te beoordelen (waar ga ik naar toe, waar sta ik nu, wat wordt mijn volgende stap?)
Kanamori noemde als opbrengsten onder andere: ‘Dat kinderen in hun eigen hart kunnen kijken.’ ‘Dat ze weten hoe je dat doet: samen een gelukkige klas zijn.’
We vinden het lastig om deze meer ‘zachte’ opbrengsten scherp te definiëren. En toch kan dat heel goed. Al de dingen die ik noemde, laten zich uitstekend ‘meetbaar formuleren’. En uiteraard kun je hier als school allerlei keuzes in maken. Profileren zeg maar.
Door het rijkere opbrengstenperspectief verrijk je ook het perspectief op het verzamelen en analyseren van informatie. En ineens ga je met andere ogen kijken naar je kwaliteitsinstrument. Want hoe helpt ons dit om zicht te krijgen op hoe we erin slagen om ook die zachte opbrengsten te realiseren? Wie dit proces van definiëren aangaat met het hele team ervaart dat er bij teamleden de behoefte ontstaat om hier zicht op te krijgen. Kwaliteitszorg gaat hier niet meer over voldoen maar over willen weten.
Werk vanuit willen weten
Meta Krüger noemt dit in ‘Leiding geven aan onderzoekende scholen’ de grondhouding van een onderzoekende cultuur. In zo’n cultuur heb je scherp wat je als opbrengsten ziet en ga je vervolgens op zoek naar “deugdelijke informatie” om de ontwikkeling hierin zichtbaar te maken. Ik moet denken aan een groep directeuren die een onderzoek onder ouders hadden uitgezet. Ik vroeg: ‘Hoezo eigenlijk?’ Bleek dat niemand wist wat er gevraagd werd aan ouders. Dat ging in een goede sfeer, dus we konden erom lachen. ‘Verrek, dat is wat, dat ik maar gewoon iets uitzet zonder enig idee van waar het over gaat!’ zei een directeur. En toen wilden we toch weleens inhoudelijk die vragenlijsten verkennen. Legden we langs de eigen visie. We formuleerden hypotheses ten aanzien van uitkomsten. De energie nam toe. ‘Inspirerend dit!’ .. ‘Wow, ik ben nu heel nieuwsgierig naar wat eruit komt.’
Dat werken vanuit nieuwsgierigheid, dat maakt het verschil in hoe je werkt met een kwaliteitsinstrument, wat het je oplevert en hoe betekenisvol het werken ermee voelt.
Gebruik informatie als opmaat naar de reflectieve dialoog
Natuurlijk wist het team al dat kinderen begrijpend lezen vooral als saai zagen. En toch ontstond er voor het eerst pas een fundamenteel gesprek hierover toen vanuit de leerlingvragenlijst Onderwijskwaliteit bleek dat slechts 12% van de leerlingen aangaven begrijpend lezen ‘best leuk’ of ‘heel leuk’ te vinden. De eerste reactie was een herkenbare: ‘Ja maar kinderen hoeven toch niet alles leuk te vinden?’ Maar ja, waarom dan die ‘leuk-score’ van 67% bij rekenen? De directeur bleef knap uit de verklaringen en activeerde het team vooral om vanuit nieuwsgierigheid vragend rond de uitkomsten heen te lopen. Zorgde met de vragen die zij stelde voor diepgang. Aan het eind van de sessie vroeg de directeur: ‘Hoe leuk was het om op deze manier met de informatie vanuit vragenlijsten aan de slag te gaan?’ De leuk-score was 100%. ‘Het ging over goed onderwijs.’ ‘Je weet vaak best al wel dat iets niet goed of juist heel goed loopt, maar die getallen maken je er zoveel bewuster van!’ ‘Het ging niet over goed of fout.’ ‘Het was superinteressant.’ ‘Nu snap ik veel beter de bedoeling van dit instrument.’
We zijn vaak al best wel gewend om in gesprek te gaan naar aanleiding van leeropbrengsten. De datamuur enzo. Informatie vanuit onderzoekjes onder leerlingen, ouders en medewerkers geeft deze gesprekken meer diepgang en inhoud. Ook getallen over de ‘zachte’ kant kunnen heel erg prikkelen tot reflectie, bewustwording en actie. Ze geven vlees en bloed aan de dialoog over goed onderwijs.
In een goede dialoog blijf je daarbij uit het goed of fout. Als leidinggevende heb je hierin een voorbeeldfunctie. Je manier van vragen stellen ondersteunt teamleden om informatie vanuit nieuwsgierigheid te benaderen. Om vanuit die nieuwsgierigheid te komen bij de vraag: ‘Hoe kunnen we als school onze winst doen met deze informatie? In de eerste plaats in het licht van onze eigen ambities (start daar ook echt!) en in de tweede plaats in het licht van de basiskwaliteit. En wat zijn dan voor ons als school thema’s waarvan we zeggen: ‘Wow, laten we deze aangrijpen om het succes nog mooier te maken’ of ‘Als we met elkaar onze mooie onderwijsvisie willen realiseren dan is het belangrijk om hier inhoudelijk over door te spreken.’
Een betekenisvolle inzet van kwaliteitsinstrumenten ontstaat wanneer teamleden en stakeholders ervaren: informatie verzamelen leidt tot dialoog. En dat die dialoog weer middel is tot dieper besef en bewustwording, zodat we vanuit een scherpere focus verder kunnen. Een goede dialoog is als een bewust vertragingsmoment. En zonder vertraging geen versnelling, hooguit harder werken 🙂 Ik denk dat we hierin nog een wereld met elkaar kunnen winnen.
Informatie geeft vlees en bloed aan de reflectieve dialoog over goed onderwijs. Als dat dan ook nog eens gebeurd vanuit een groeigerichte benadering dan zie je bij onderwijsprofessionals snel data-enthousiasme ontstaan.
Focus op groei
In de Succes!Spiegel werken we overwegend met succes!scores (‘hoge score’) in plaats van gemiddelden. Een succes!score gaat over het percentage respondenten dat een vraag onomwonden positief beantwoordt. Daar moesten scholen soms aan wennen. Een gemiddelde is ‘vriendelijker’, versluiert meer.
In het nieuwe kwaliteitsdenken gaat het echter niet om ‘voldoen’ maar om ‘voldaan’. Wat is je eigen kwaliteit? In hoeverre bereik je daar al succes in? En vind je dat dan passend of verrassend? Juist dan ben je niet geïnteresseerd in een ‘voldoende’ maar ben je nieuwsgierig naar de overtuiging die spreekt uit de informatie.
In de basisschoolperiode zijn de hersenen van kinderen vooral ingericht om te leren van wat al goed gaat. Ik denk dat het voor volwassenen niet zo heel veel anders ligt.
In het duiden van data ontstaat komt energie vrij wanneer je je met elkaar focust op waar je “al” staat op weg naar je eigen ambities. Informatie vanuit vragenlijsten kan je daar enorm in helpen. Je zult merken dat dit motiverend werkt in het analyseren van deze informatie. Je bent op weg. Het is oké waar je bent. Alleen: stel dat we volgend schooljaar opnieuw een onderzoekje doen naar (bijvoorbeeld) wie wij zijn als lerende cultuur waarin zou je dan graag verder willen zijn? En wat doen we dan meer of juist minder als dat zo is? En wat zou ons dat allemaal kunnen opleveren?
Die focus op groei gaat dus zowel over de mindset van waaruit je informatie benadert als het zichtbaar maken van het succes van je school(organisatie) als het elkaar prikkelen om vanuit vervolgsucces te denken. In de praktijk ervaar ik hoe dit bijdraagt aan data-enthousiasme bij de onderwijsprofessionals. Daarom zie ik focus op groei als een belangrijke succesfactor in het betekenisvol werken met een kwaliteitsinstrument.
Hans van Rijn is onderwijsadviseur op het terrein van kwaliteitszorg, leren en kindgericht innoveren. Hans is bedenker van onder andere de Succes!Spiegel, het Kindvolgmodel en Zien!